Hoogleraar-filosoof Michiel Korthals pleit voor lokale ‘appéllations’ in de landbouw’

De consument is vervreemd van voeding, de kloof tussen productie en consumptie moet kleiner

“De consument is vervreemd … We weten niet hoe ons eten op machinale, natuurverwoestende manier tot stand komt, of we sluiten ons ervoor af. We zien de productie van voeding als een industriële bedrijfstak in plaats van een vorm van zorg voor onze gezondheid, het milieu en dieren. We verliezen het vermogen zelf te koken en voedsel echt te proeven. En dat betekent een rampzalige aanslag op de kwaliteit van ons leven.”

Aan het woord is Michiel Korthals, emeritus hoogleraar Toegepaste Filosofie aan de Wageningen Universiteit en Vrije Universiteit. Korthals doceerde 21 jaar ethiek aan Wageningen Universiteit, het grootste kennisinstituut op het gebied van landbouw en voeding in de wereld. In die tijd zag hij de betekenis van moraal bij het eten sterk in de samenleving toenemen. “Er is meer aandacht gekomen voor ethische kwesties als duurzaamheid, dierenwelzijn, respect voor boeren. Dat is een positieve ontwikkeling”, zegt de hoogleraar die recent een nieuw boek publiceerde: ‘Goed Eten, filosofie van landbouw en voeding.’ “De twijfel over wat we moeten eten, wat gezond is en duurzaam, groeit bij heel veel consumenten”, schrijft hij op de eerste pagina van zijn boek.

In ‘Goed eten’ draait het om de vraag welke rol consumenten, overheden en marktpartijen kunnen spelen in de productie van smaakvoller en ethisch verantwoord voedsel.

Wat kan filosofie als wetenschap de landbouw bieden?

“Een aantal dingen. In de eerste plaats kan filosofie als wetenschap helpen bij de benadering van het geheel en aangeven wat de belangrijkste aspecten zijn van een belangrijk fenomeen, dat de landbouw toch is. Voeding is een complexe sector met heel veel cruciale aanrakingspunten met gezondheid, milieu, verkeer, huisvesting of levensstijl. Als filosoof wil ik centrale elementen uit die sector met zijn netwerken benoemen en de fundamentele betekenis van voeding-landbouw laten zien. ”

“Ten tweede kan filosofie nagaan hoe het bij landbouw zit met ethische plichten en rechten, noties van rechtvaardigheid, van eerlijkheid, zorg voor elkaar en natuur en op basis van de conclusies van die zoektocht constructieve aanwijzingen aan bieden. Zo pleit ik voor grote aandacht voor voedselvaardigheden zoals ingrediënten beoordelen en koken en voor wethouders en gedeputeerden voor landbouw/voeding”

“Filosofie is ook het stellen van vragen, bétere vragen. Bij voeding en landbouw kun je bijvoorbeeld de vraag stellen: wat is goede landbouw? Gaat dat in de eerste plaats om kwantiteit, om zo hoog mogelijke opbrengsten? Of telt ook de kwaliteit, de wijze van produceren? Andere vragen zijn: wat is een acceptabele omgang met dieren? Of: wat is acceptabele genetische modificatie van gewassen? We stellen veel te weinig vragen bij ons eten. Als boeren zeggen dat zij geen andere mogelijkheid zien dan steeds meer dieren houden en steeds meer produceren, vraagt de filosoof: hoezo? Als mensen tevreden zijn met een kant-en-klaarmaaltijd vraagt de filosoof: waarom?”

Goed eten is meer dan je maag vullen. Het draait volgens Michiel Korthals om de vraag welke rol consumenten, overheden en marktpartijen kunnen spelen in de productie van voedsel dat zowel smaakvol als ethisch verantwoord is.

“Ten eerste de consumenten. Die zijn in toenemende mate vervreemd van hun eten. Ze houden ze er zich niet (meer) mee bezig. Hen wordt gemak aangepraat. Eigenlijk zegt de fabrikant tegen de consument: ‘Betaal mij maar en denk er verder niet over na’. Op die manier besteden we de verantwoordelijkheid voor ons voedsel uit. Ik zie de kloof tussen productie en consument en de daaruit voortkomende vervreemding als een groot filosofisch en vooral ethisch probleem. Die vervreemding resulteert er niet alleen in dat sommige kassabediendes niet weten met welke groenten ze te maken hebben, maar ook dat we schrikbarend veel voedsel verspillen. De consument is verantwoordelijk voor 38 procent van de totale verspilling van voeding.”

In 2012 werd in totaal tussen de 1,7 en 2,6 miljard kilo voedsel verspild, meldt het Voedingscentrum. De consument was dus verantwoordelijk voor 38 procent van die totale verspilling – de rest van de verspilling vindt eerder in de keten plaats. Dat komt neer op zo’n 47 kilo voedsel per huishouden per jaar dat in de afvalbak belandt.

“Consumenten voelen geen band met hun voeding doordat ze niet meer betrokken zijn bij de productie ervan’, aldus Korthals. Wie echt weet hoeveel moeite het kost om iets op te kweken en te oogsten, gaat zorgvuldiger met voedsel om. Er moet dus opnieuw een sociale en emotionele band tussen consument en voeding gekweekt worden. Stadstuinbouw kan hier bij helpen. Bij de Fruittuinen van West in Amsterdam bijvoorbeeld kunnen vervreemde stadsmensen zelf hun appels en frambozen plukken bij een biodynamisch tuinder. In Almere verrijzen zelfvoorzienende ecodorpen, waarin de moestuin een centrale rol speelt.”

Dit soort initiatieven kan bijdragen aan het cultiveren van wat Korthals ‘voedselvaardigheid’ noemt: weten wat je eet en waar het vandaan komt. “Ik pleit voor meer voedselvaardigheden (kennis, bewustwording), voedseldemocratie (vertegenwoordiging van alle voedingsstijlen bij overheid, wetenschap en markt, niet alleen van fastfood) en aandacht voor de sociale en culturele inbedding van eten en landbouw.”

“Het is eigen aan deze tijd: de consument geeft de macht over wat hij of zij eet in handen van een kleine groep, aan de bestuurders van chemieconcerns als Bayer en Monsanto. Zíj bezitten de grondstoffen, zoals zaden, die boeren nodig hebben. Maar hoe kleiner de groep is die de macht heeft, hoe geringer de controlemogelijkheden worden. Kan ik als consument bvb. nog achterhalen wat zo’n zakje kaas aan gevolgen heeft voor het klimaat, voor biodiversiteit? Hoe weet ik of de boer een fatsoenlijke prijs voor zijn werk krijgt? Verder zorgt die machtsconcentratie voor een schadelijke monocultuur: met identiek zaad kweken boeren identieke gewassen, die niet robuust zijn en bestrijdingsmiddelen nodig hebben. Het gevolg is een eenzijdig landschap, met eindeloze maïsakkers, en een eenzijdig product op ons bord, waaraan je niet kunt proeven waar het vandaan komt.”

“Ik pleit ervoor dat de consumenten zich meer interesseren in wat er gebeurt voor hun voedsel op hun bord ligt. Ik spoor de consument aan om naar een boer te gaan, te kijken wat die doet, zelfs zijn handen uit zijn mouwen steken, om een moestuin aan te leggen en zelf iets op te zetten zodat die consument weet wat er bij landbouw komt kijken, welke problemen er zijn.”

“Ik moet toegeven dat ik niet weet hoe het zal evolueren met die grote concerns en het (Europese) gelobby pro agrochemicals (oa. verlengde vergunning van de glyfosaatpesticide, ml). Ik merk wel dat veel jonge boeren en jonge studenten bezig zijn met duurzame en consument gerichte bedrijven van duurzame productie tot en met itc en dat ze zich niet meer zo slaafs opstellen tegenover die complexe en brutale internationale evoluties.”

En hoe kijkt u naar de rol van de overheid als we het over landbouw hebben?

“Nederland staat op nummer twee in de wereld bij het gebruik van pesticides per hectare. Pesticiden en kunstmest beïnvloeden de bodemprocessen op negatieve manier. Ik vind dat de overheid, ook de EU, op korte termijn die chemische stoffen aan banden moet leggen. We moeten dus echt stap voor stap toewerken naar duurzame landbouw. We moeten kijken wat de voordelen zijn, de nadelen, de sociale implicaties, zijn er slachtoffers…. En neen, we moeten niet alles in één keer willen veranderen, dat werkt niet. We moeten wel in functie van duurzame landbouw een aantal punten aan de horizon zetten voor de komende tien, twintig, dertig jaar, zoals steeds minder pesticiden en kunstmest, steeds meer stadslandbouw.”

“De huidige overheid beschouwt landbouw als een puur economische sector waarin opbrengst, de volumevergroting het belangrijkste is. In onze gezondheidszorg spelen daarentegen belangrijke waarden een grote rol en waarden moeten ook randvoorwaarden zijn voor het landbouw- en voedselbeleid. Ik denk aan de kwaliteit van de voeding, van de productie van dieren, het dierenwelzijn, behandeling van boeren, hoe is het gesteld met de consumentenparticipatie in het productieproces,… Allemaal thema’s die de overheid veel meer en beter kan faciliteren, oa. door te kijken waar eetbaar groen onder andere in steden mogelijk is. Een ministerie van voeding zou zinvol zijn. Het ministerie van Landbouw (Natuur en Voedselkwaliteit) zoals we dat in Nederland hebben, is een ministerie van productieverhoging. Ik ben in mijn boek heel duidelijk over de rol van boeren. Dat is een waanzinnig goede maar complexe job, maar boeren zijn onder druk vanuit allerlei kampen zoals toeleveranciers en banken overgegaan op grootschaligheid en losgekoppeld van natuurlijke processen en van de consument. Terzijde: het geld dat de overheid in landbouw steekt gaat 95 procent naar grote bedrijven en conventionele landbouw, en slechts 5 procent naar biologisch. Ikzelf vind dat de boeren een meer centrale plaats moet krijgen in de maatschappij op basis van hun kennis, hun vaardigheden om om te gaan met gewassen, de soorten bodems, dieren…”

“De Rabobank (die via de eerste boerenleenbanken eind 19de eeuw een coörperatieve agrarische oorsprong heeft en die zichzelf op zijn website profileert als toonaangevende bank wereldwijd op het gebied van landbouw en voedsel, ml) heeft tot voor kort enkel maar investeringen gedaan in steeds grotere stallen, in meer rendement uit dieren, meer eieren per kip en melk uit de koe persen. Maar er is nu gelukkig een lichte omslag gaande bij de Rabobank, maar het kan nog veel sterker.”

Waarmee we op het vlak van eco-modernistische en natuurinclusieve landbouw komen. De ecomodernistische benadering zet vooral in op productie- en efficiëntieverhoging (per dier en per hectare)met reeds beschikbare technologieën zoals genetische modificatie, kunstmest en chemische bestrijdingsmiddelen. Ecomodernisten kiezen voor opschalingen geloven dat verdere modernisering van de maatschappij zal zorgen voor duurzaamheid. Michiel Korthals is een fel tegenstander van het ecomodernisme. “Het is een technologische oplossing die ervan uitgaat dat je je moet losmaken van de natuur. Wat niet kan. Het heeft grote landschappelijke consequenties en leidt tot leegloop op het platteland. Het degradeert boeren ook tot uitvoerders van wat in het laboratorium is ontdekt en tot slaven van grote zaadbedrijven. In het laboratorium kun je niet voorzien waar de boer op de akker tegenaan loopt. Het weer, plotselinge plagen, de samenstelling van de bodem die op elke plek anders reageert. Dat vraagt ervaringskennis van de boer. Het is ook een illusie dat als natuur en landbouw zo radicaal gescheiden zijn, je als mens nog een band met de natuur hebt én er vrolijk door rondloopt.”

“De eco-modernistische visie miskent de kracht van de natuur. Die stroming opteert voor grootschaligheid, opschaling door het wegkopen van kleine boeren door de grotere spelers. Ze denken ook dat er milieuvoordelen vasthangen aan het opschalen van boerderijen, vlees en melkproductie. Ikzelf denkt dat die opschaling net een probleem vormt voor het landschap, het dierenwelzijn, de behandeling van de boeren en tegenslotte voor de relatie met de consument.”

De overheid

Michiel Korthals pleit voor natuurinclusieve landbouw, die moet leiden naar een landbouw die hoogwaardig en veilig voedsel oplevert, die het milieu minder belast én zorgt voor verbetering van biodiversiteit op het boerenland én ook de belevingswaarde van het agrarisch landschap verhoogt.

“Natuurinclusieve landbouw is kleinschaliger en brengt mens en voedsel weer dichter bij elkaar.  Landbouw met menselijke maat is duurzamer en komt op bijna alle punten beter uit de bus. In mijn pleidooi voor kwaliteitslandbouw denk ik – zoals bvb in Frankrijk met wijnen, boter of kazen gebeurt – ook aan de invoering van ‘appellations’ in onze landbouw. Appellation d’Origine Contrôlée. Herkomstbenamingen dus. We zouden melk een nog hoger gevoel van waardering kunnen geven als we melk echt ‘terroir’ kunnen noemen, waarin we kunnen proeven van welke bodem de melk komt. Ik denk bvb. Aan melk met een appellation van Amstelland (het gebied of waterschap langs de rivier de Amstel), melk van Nesse of Nesse Polder (een polder en een voormalig waterschap in de provincie Zuid-Holland), Groningen of Oosterwold… Nederland heeft een heel gevarieerd bodemlandschap, waar diverse soorten gras groeien. Op die manier bouw je kwaliteit en smaakverschillen op, wat de consument dan weer een nieuwe vorm van genieten oplevert.”

Voor het eerst in vijftien jaar stijgt het totale aantal ondervoede mensen aanzienlijk, publiceerde World Food Programme (WFP) van de Verenigde Naties vorig jaar toen er volgende datzelfde WFP nog steeds 815 miljoen ondervoede mensen. Dat is een stijging van zo’n 40 miljoen mensen ten opzichte van 2015. Bovendien wordt verwacht dat de wereldbevolking zal aangroeien van de 7 miljard vandaag tot 10 miljard in 2050. Maar liefst 11 procent van de wereldbevolking lijdt honger. U pleit voor natuurinclusieve kleinschalige landbouw, terwijl er wereldwijd een voedseltekort is. Hoor ik hier geen contradictie ? Daarenboven bedreigen droogte en overstromingen door de klimaatverandering de landbouw en voedselproductie. Komt de mondiale voedselzekerheid dan nog niet meer in het gedrang ? Op de website van uw universiteit staat ook nog eens dat de toenemende urbanisering het voedingspatroon van mensen beïnvloedt

“Momenteel is er wereldwijd geen voedseltekort maar eerder een overschot dat ongelijk is verdeeld. Wereldwijd wordt nu al bijna 70% van alle landbouwgronden gebruikt voor grootschalige veeteelt (veevoeder) en daarmee dierlijke producten voor de rijke gebieden. Dat is een grote ongelijkheid. Met name in de dichtbevolkte landen, vooral in Afrika en Azië, zullen er binnen 20 jaar inderdaad een paar miljarden mensen zijn bijgekomen. Hier moet naar gekeken worden. Maar ik denk dat de grootschalige landbouw in deze gebieden grote milieuproblemen teweeg brengt en een enorme afname van werkgelegenheid. Als je spreekt over middelgrote en kleine bedrijven, dan heb je het over werkgelegenheid. Als je het hebt over grootschaligheid, heb je het niet over werkgelegenheid omdat de productie gemechaniseerd en gerobotiseerd is. Midden- en kleinbedrijven kunnen de productie enorm kwantitatief en kwalitatief verbeteren door de juiste technologische inzet. De goede midden- en kleine bedrijven met kwalitatieve producten voor regionale markten zijn voor die landen een goede zaak. Ik zie in Centraal-Afrika geen grootschalige bedrijven komen, alleen al omdat het landschap, de geografische gesteldheid er totaal anders is. Daar zijn geen immense vlaktes die gemakkelijk bevloeibaar zijn vanuit de rivieren. Het zijn allemaal heuvelachtige gebieden waar je nergens een vlakte vindt die groter is dan een voetbalveld. Niet zoals hier bij ons in de Noordoostpolder (Flevoland) waar je kilometers en kilometers ver kunt kijken en tot aan de horizon enkel maar agrarische maïs-, tarwe- en bietgronden ziet. Honger (en vergeet niet de 2 miljard ondervoede en obese mensen) kan door agro-ecologische verbeteringen zoals betere benutting van regenwater, strokenlandbouw, biologische bestrijding, betere opslag en compostering bestreden worden”

U zegt: “Pleiten voor vegetarisme is een vorm van white privilege” Wat bedoel je hiermee?

“Wanneer er nauwelijks mogelijkheden zijn voor groente en fruit, bijvoorbeeld bij voormalige boeren in Afrika of Indonesië die gedwongen zijn plantagearbeiders te worden door in beslagname van hun akkertjes (door landgrabbing), dan is het Westers imperialisme om te zeggen dat ze niet af en toe een stuk konijn of geit mogen eten. Ethische geboden zijn dan niets anders dan een vorm van egocentrische zelfverheffing.”

Vlees eten is een weldadige luxe’. Wat bedoelt u hiermee?. “Als je vlees zo lekker vindt, zie het dan als een luxe waar je met veel zorg en aandacht mee omgaat. Kijk dan of het beest en de boer goed is behandeld, de milieu uitstoot gering is, en de relatie met het landschap positief. De menselijke omgang met landbouwhuisdieren is een groot goed en heeft ook positieve effecten. Straks gaan we alleen nog maar met honden, katten, ratten en muggen om.”

Marc Lerouge

 

Geef als eerste een reactie

Geef een reactie

Uw e-mailadres wordt niet gepubliceerd.